Ingrediënten
- ovenbakplaat
- belegd met bakpapier
Deeg:
- 350 g zelfrijzend bakmeel
- 200 g witte basterdsuiker
- 2 theel. fijngewreven anijszaad
- 1 theel. zout (2 g)
- 30 g zachte boter
- 1 groot ei
- 75 ml melk
Sûkerlatten in ‘t Fries. Ik zag ze liggen in een supermarkt op de Veluwe. Was meteen terug in Dokkum, waar ik een tijdje lesgaf in Klassieke Talen. Fijne leerlingen, fijne stad, lieve vrienden, mooi onderkomen aan de Dokkumer Ee. Lang geleden, want elke week kwam er nog een man met een smokend pijpje onder zijn neus langs om het ‘tonnetje’ te legen. Desondanks herinnerde ik me de Sûkerlatten bij de koffie in dat land van koek en water plotseling als de dag van gisteren. En dus kocht ik heel sentimenteel zo’n pakje. Het smaakte niet naar vroeger. Het smaakte nergens naar. Op zoek naar een recept dus. Dat bleek niet eenvoudig. Bakkers geven hun geheimen niet graag prijs. Streekkookboeken vonden het gebak zeker te gewoontjes. Alleen in het itensiedersboek De Nije Petiele van Wieke de Haan (1993) vond ik er een, maar zonder het anijszaad dat er toentertijd absoluut inzat. Op internet idem dito. Gelukkig heb ik een medestander, namelijk Jeanne Roos. Zij schreef in Het Snoepersleesboek (1991): ‘Langwerpige krokante zoete koek met anijs, soms met een laagje glazuur erbovenop. Men snijdt de koek niet, maar breekt er een stuk af.’ Ook weer niet al te krokant, want Wieke raadt aan om hem een dag in de broodtrommel te leggen als hij te hard mocht uitvallen. Dat zal met dit recept niet nodig zijn. Ik bewaar de latjes goed afgesloten in een plastic zak. De smaak benadert volgens mij wat ik me uit Dokkum herinner. En toen kon betalen. Na publicatie in dagblad Trouw kreeg ik van een Friese kenner het echte bakkersrecept … voor 24 kilo Zeeuwse bloem, zonder ei en melk en met het mij onbekende ingrediënt karam. Ik kon dat niet vereenvoudigen voor een gewoon oventje. Maar ook deze latten doen het goed bij koffieleuten. Indopen mag!
- De oven voorverwarmen op 175˚C.
- De droge ingrediënten mengen, boter erin kleinsnijden. Met een mes ei en melk erdoor roeren. Een soepel, nogal plakkerig deeg kneden. Misschien is daarvoor nog een extra drupje melk nodig. In vier even zware stukken (circa 175 g) verdelen. Vier korte rollen vormen.
- Van deze rollen met behulp van een deegrol op met bloem bestoven werkvlak 4 repen maken van 30 bij 6 cm.
- De repen naast elkaar op de bakplaat leggen met wat tussenruimte. Op de middelste richel lichtbruin bakken in 20-25 minuten.
- De koeken lauw van het papier pellen. Laten afkoelen op een rooster. De onderkant van de koeken zo nodig afstoffen.